Een gedicht van Martinus Nijhoff
De soldaat die Jezus kruisigde
Wij sloegen Hem aan 't kruis. Zijn vingers grepen
Wild om den spijker toen 'k den hamer hief -
Maar Hij zei zacht mijn naam en: 'Heb Mij lief -'
En 't groot geheim had ik voorgoed begrepen.
Ik wrong een lach weg dat mijn tanden knarsten,
En werd een gek die bloed van liefde vroeg:
Ik had Hem lief - en sloeg en sloeg en sloeg
Den spijker door Zijn hand in 't hout dat barstte.
Nu, als een dwaas, een spijker door mijn hand,
Trek ik een visch - Zijn naam, Zijn monogram -
In ied'ren muur, in ied'ren balk of stam,
Of in mijn borst of, hurkend, in het zand,
En antwoord als de menschen mij wat vragen:
'Hij heeft een spijker door mijn hand geslagen.'
______________________________
De eerste keer dat je het gedicht leest, lijkt het wat tegenstrijdig. Vooral de laatste zin. Wij waren het toch die de spijkers in Christus handen sloegen (regel 1) en niet andersom (laatste regel)?
Dit lijkt tegenstrijdig maar het is het niet. Het beschrijft namelijk symbolisch hoe Christus Zijn kinderen aan Zich verbindt. We sloegen de spijkers door Zijn handen maar Hij had ons lief en riep ons in Hem te geloven. En als God trekt met Zijn liefdekoorden dan kun je niet anders als Hem volgen en voor altijd aan Hem verbonden zijn.
Xx.
MsEsj
Geen opmerkingen:
Een reactie posten