zaterdag 19 juni 2010

Het licht

HET LICHT een gedicht van Martinus Nijhoff uit zijn bundel: de wandelaar. 



Het licht, Gods witte licht, breekt zich in kleuren:
Kleuren zijn daden van het licht dat breekt.
Het leven breekt zich in het bont gebeuren,
En mijn ziel breekt zich als ze woorden spreekt.

Slechts die zich sterven laat, kan ’t leven beuren:
O zie mijn bloed dat langs de spijkers leekt!
Mijn raam is open, open zijn mijn deuren -
Hier is mijn hart, hier is mijn lichaam: breekt!

De grond is zacht van lente. Door de bomen
Weeft zich een waas van groen, en menschen komen
Wandelen langs de vijvers in het gras -

Naakt aan een paal geslagen door de koorden,
Ziel, die zichzelve brak in liefde en woorden:
Dit zijn de daden waar ik mensch voor was. 




______________________________________________________________________________
Ik wil jullie graag wat meer vertellen over dit gedicht. Niet alleen omdat ik de bewoording prachtig vind maar ook omdat het gedicht een hele diepe gedachte in zich draagt. Of deze gedachte waarheid is, daar moeten we maar eens diep over na denken. De achtergrond informatie is deels van Arend Jan Bolhuis, deels op school gehoord en deels eigen interpretatie. 


In de eerste strofe wordt een scheppingsproces beschreven. De woorden God, licht en leven verwijzen naar Johannes 1: 1-4 (In den beginne was het Woord, en het Woord was bij God, en het Woord was God. Dit was in den beginne bij God. Alle dingen zijn door Hetzelve gemaakt, en zonder Hetzelve is geen ding gemaakt, dat gemaakt is. In Hetzelve was het Leven, en het Leven was het Licht der mensen). Dit scheppingsproces wordt vergeleken met het natuurkundig proces van een prisma: zoals licht dat breekt in een prisma, kleuren schept. Arend Jan Bolhuis geeft als uitleg bij deze regels: het goddelijk licht, het leven offerde zichzelf, met als gevolg dat het aardse leven in de vorm van 'kleuren' en 'bont gebeuren' ontstond. De laatste regel van de eerste strofe is van grote betekenis want er wordt hier geschreven over het 'dichtproces'. De ik-persoon van het gedicht beweerd dat zoals kleuren gestalte krijgen door licht wat breekt, zo breekt zijn ziel als hij dicht waardoor iets moois ontstaat. 


In de tweede strofe wordt dit 'breken' verder uitgediept. De eerst regel van strofe 2 verwijs naar Mattheus 16:25 (Want zo wie zijn leven zal willen behouden, die zal hetzelve verliezen; maar zo wie zijn leven verliezen zal, om Mijnentwil, die zal hetzelve vinden). De tweede regel verwijst naar Christus' offer aan het kruis. Alleen het is slechts een vergelijking om het begrip 'offer' duidelijk te maken. (Een groter offer is toch op aarde nooit gebracht?) Zoals God moest lijden om de wereld te vernieuwen en te herscheppen zo kan de  'ik' er niet onderuit: hij moet breken om iets moois te verwerven. Het werk van een dichter is een offer. Hij moet zichzelf open gaan stellen voor anderen, daardoor wordt je kwetsbaar (anderen zullen immers zijn gedichten lezen) - zie regel 7 en 8. Maar uit dit pijnlijke proces zal iets positiefs ontstaan. 


In de derde strofe wordt het 'paradijselijke gevolg' beschreven van het offer waar het in de eerste twee strofen over gaat. 


De vierde strofe zegt weer iets over het pijnlijke proces van breken: Het pijnlijke is het zichzelf open durven stellen (strofe 2) maar ook het daadloos en eenzame van de werkelijkheid achter je te laten om zo voor jezelf en anderen (er staat in strofe 3 niet voor niets het woordje 'liefde' wat er op wijst dat de dichter het ook voor anderen doet) in het gedicht een nieuwe ideale wereld te scheppen (strofe 3). 


Ik vind het zelf een heel bijzonder gedicht, wat schitterend geschreven is. En wat betreft de boodschap: daar ga ik nog maar eens lang over nadenken, want echt begrijpen wat deze schrijver bedoeld is voor mij tot nu toe te hoog gegrepen. 


Xx.
MsEsj

Geen opmerkingen:

Een reactie posten